Afweer

Stoffen die niet in je lichaam thuishoren, noemen we lichaamsvreemde stoffen of antigenen. Als zulke stoffen in je lichaam binnenkomen, verdedigt het lichaam zich daartegen. dit kan bijvoorbeeld gebeuren bij infecties, bij bloedtransfusies en bij orgaantransplantaties. Bij een infectie dringen ziekteverwekkers je lichaam binnen. De ziekteverwekkers kunnen bacteriën, virussen, schimmels of dieren zijn. Voetschimmel en kalknagels worden veroorzaakt door schimmels. 

1.Algemene afweer (a-specifieke afweer)

Door speciale witte bloedcellen (leukocyten)worden vreemde cellen opgevreten (fagocytose).
Deze witte bloedcellen vreten alles wat vreemd is (niet specifiek).

2. Specifieke afweer

Andere typen witte bloedcellen maken antistoffen tegen specifieke antigenen of doden cellen die aangetast zijn door virussen en bacteriën. Het bijzondere is dat voor ieder mogelijk antigeen (miljoenen!) aparte lymfocyten in het lichaam zitten. Deze lymfocyten worden echter pas in grote getale gemaakt na een besmetting met dat vreemde antigeen. Het duurt na een besmetting dus even voor er voldoende antistoffen zijn om de indringer, meestal een bacterie of virus uit te schakelen. In die periode kan de ziekteverwekker zich zo snel vermenigvuldigen dat een mens ziek wordt. Zodra er voldoende cellen met antistoffen aangemaakt zijn, wordt de ziekteverwekker uitgeschakeld en geneest men. Als de aanmaakt te lang duurt, wint de ziekteverwekker. Na een tweede besmetting worden veel sneller antistoffen gevormd.
Tijdens de eerste besmetting zijn geheugencellen gemaakt die informatie bevatten om bij een tweede besmetting zeer snel antistoffen te maken, zodat de ziekteverwekker snel uitgeschakeld is. Men is immuun tegen de ziekte.